De schaamte voorbij | Deel 1: Telefoonangst
De schaamte voorbij
Tien jaar geleden stond mijn wereld op zijn kop. Ik werd geconfronteerd met een uitdaging die ik niet had zien aankomen en waarvan ik dacht dat het mij nooit zou overkomen: een burn-out. Die periode in mijn leven was gevuld met onzekerheid, uitputting en machteloosheid. Ik voelde me compleet verloren. Wat volgde was een wankele weg naar herstel. Acceptatie, persoonlijk leiderschap, verantwoordelijkheid en assertiviteit waren thema’s die daarin heel belangrijk waren. Uiteindelijk heeft mij dit sterker gemaakt en ben ik nu de persoon die ik wil zijn, zonder compromis.
Het delen van mijn verhaal is niet gemakkelijk. Het voelt kwetsbaar en ongemakkelijk om de dingen te delen die ik liever privé zou houden. Ik doe het toch, omdat ik echt geloof dat ook dit er mag zijn. Niet alleen bij mij, maar bij iedereen. Als mijn reis, hoe ruw of onafgewerkt deze ook mag zijn, zelfs maar één persoon kan helpen zich minder alleen te voelen, of iemand kan inspireren om hulp te zoeken of begrip te bieden aan een ander, dan is het het waard geweest.
In deze blogserie "De schaamte voorbij" deel ik mijn persoonlijke verhaal*. Van de dieptepunten tot de momenten van doorbraak. Ik nodig je uit om met me mee te kijken, te luisteren en te voelen.
Deel 1: Telefoonangst
“Shit!... Nee, niet nu… shit, shit, SHIT!”. Vanbinnen schreeuwt ze, onderhandelt ze, weegt ze haar opties af. Vanbuiten zie je niets. Nou ja, als je heel goed oplet misschien. Dan zie je haar slikken. Je kan die slik ook een beetje horen, want haar mond is droog en slijmerig tegelijk. Zo’n lekkere plakbek. Als je haar vast zou pakken kan je het ook voelen. Het klamme zweet in haar palmen, haar hart in haar keel. En dan die ógen. Zo gefixeerd op de vensterbank en tegelijkertijd zo leeg. Alsof iemand tijdens een staarwedstrijd op het pauzeknopje heeft gedrukt. De telefoon in de vensterbank licht weer op. Het doet denken aan een eenzame stroboscoop die lang na sluit nog staat te knipperen. De lichteffecten worden vergezeld door een veel te vrolijk toontje. Het is een schril contrast met de donkere wereld waarin Sophie zich heeft ondergedompeld.
De gedachten razen door haar hoofd, van hot naar her, van de ene tak op de andere. Doen of ze het niet hoort? Nee, dan sturen ze misschien iemand langs. Opnemen? Ze sterft nog liever hier en nu. Ze kan van de trap af springen, hopen dat ze een gecompliceerde beenbreuk krijgt. Dan lig je toch weer even een paar weken in het ziekenhuis. Misschien laten ze haar dan met rust. Het duurt maar een seconde, maar toch schrikt ze een beetje van hoe serieus ze de optie overweegt. Dan daalt het besef langzaam in dat ze eigenlijk geen keus heeft, want ze moet ervan af. Ze zal die verdomde telefoon op moeten nemen. Heel even is er een klein stipje hoop aan de horizon. Een nieuwe gedachte vult haar hoofd: “Misschien is het wel iemand anders…’. Alsof ze door stroop beweegt overbrugt ze de anderhalve meter naar de vensterbank. Ze kijkt op het scherm en de moed zakt haar in haar schoenen: “Tuurlijk niet…”. Trillend sleept ze het groene telefoonicoon over haar scherm: “Hoi Cathelijne, met Sophie.”.
“Hoi Sophia, hoe gaat het met je?” Cathelijne klinkt oprecht geïnteresseerd. Daar is ze goed in, doen alsof ze geïnteresseerd is. Sophie schaamt zich een beetje voor de negatieve gedachte en corrigeert zichzelf meteen. Cathelijne is gewoon heel anders dan zij, dat betekent niet dat ze een boeman is. Door haar overpeinzingen duurt het wachten op een reactie Cathelijne blijkbaar te lang. “Soof, ben je er nog?”. “Uhm, ja, sorry, ik… Het gaat wel geloof ik. Het gaat allemaal wat traag. Ik ben wel begonnen met die gespreksverslagen…”. “Wat?” Sophie houdt geschrokken haar mond dicht, heeft ze iets verkeerd gezegd? “Sophie, heb je dat nu nog niet overgedragen? Je moet echt zorgen dat er niets meer op je bordje ligt hoor!”. Ja, Cathelijne heeft makkelijk praten. Ze doet maar alsof overdragen geen moeite kost. Sophie heeft haar aantekeningen alleen nog maar in spijkerschrift op losse formulieren staan. Zo kan ze het toch niet aan een ander geven? “Ja maar, ik moet ze nog uittypen en dan kan ik…”. Haar zin wordt door een dramatische zucht aan de andere kant van de lijn onderbroken. Zo’n zucht die duizend woorden spreekt. Zo’n zucht waarvan je je direct weer in je kleuterschoenen waant. Je blik strak gericht op diezelfde schoenen terwijl je een standje krijgt van je moeder. Je voelt je incompetent en superklein. Zo’n zucht dus. Sophie laat haar schouders verslagen zakken terwijl ze luistert naar het geraas van Cathelijne over hoe ze alles allang geregeld moet hebben. Ze luistert verdwaast naar de verwijten over hoe zij zelfs in haar ziekteproces geen verantwoordelijkheid neemt. Ze laat het maar een beetje langs haar heen glijden. Dan schrikt ze op. Haar van ellende verslapte lijf spant alle spieren aan. Als ze zich op dat moment bewust was geweest van haar lijf had ze gevoeld hoe ze letterlijk opveerde van de trap waar ze op was gaan zitten. Haar billen knepen zich zo snel samen dat ze even loskwamen van de trede. Ze liet de laatste zin van Cathelijne nog eens haar geestesoor passeren: “Ik stuur Vera wel even langs om je aantekeningen op te halen”. Haar hersenen draaien op volle toeren. Dat is echt geen optie. Hoe gaat ze dit nu weer oplossen? Ze kijkt om zich heen naar de enorme bende van een huiskamer. De paniek slaat toe, maar het is al te laat. Cathelijne is al bij de afsluiting aangekomen: “Ik bel je volgende week weer, oké? En neem je rust he?”. Sophie hoort zichzelf instemmen. Als een zombie loopt ze naar de bank. Ze laat zichzelf erop zakken en haar telefoon glijdt uit haar klamme handen op de grond. Sophie heeft het niet eens door.
* Uit privacyoverwegingen zijn namen en persoonlijke kenmerken in dit verhaal aangepast.